Locaties:

Ambtmanstuin, Gemeentetuin, plantsoen voor de St. Maartenskerk, tuin Stichting het Burgerweeshuis en Centrum Beeldende Kunst Tiel, Agnietenstraat 24-26.

De Ambtmanstuin

Verborgen achter gevels en natuurlijke afscheidingen van bomen en struiken bevindt zich midden in het centrum van Tiel een groene lommerrijke oase van rust. In deze stadstuin bevinden zich na ruim 150 jaar nog steeds slingerpaden en zichtassen, die de bezoeker uitnodigen om zich te laten meevoeren langs geurige lobvormige gazons en oude bijzondere bomen en struiken. De iepen, kastanjes, linden, beuken, platanen en naaldbomen, minstens twee keer per jaar verantwoordelijk voor een prachtig kleurenpalet, zijn in groepen in de perken geplant of staan eenzaam, maar krachtig, in de gazons. Niet alleen in de groenopstand treffen we afwisseling aan, ook in de paden, want nabij een kruispunt van paden of nabij een boom verbreedt het pad op harmonieuze wijze.
Het uiterlijk van de tuin zoals we dat vandaag de dag kunnen aanschouwen is tot stand gekomen rond 1855. In deze periode werd de toen nog volledig tot aan de Achterstraat reikende laatmiddeleeuwse tuin getransformeerd tot een stadstuin met Engelse landschappelijke allures. Verantwoordelijk voor deze metamorfose is na alle waarschijnlijkheid niemand minder dan K.G. Zocher, een telg uit de bekende (tuin-) architectenfamilie.
Voor Tiel heeft de in goede staat overgeleverde Ambtmanstuin tuinarchitectuurhistorische waarden, maar ook de stedenbouwkundige waarden en de cultuurhistorische waarden van de tuin dienen genoemd te worden. De gedeeltelijk vrijliggende stadstuin speelt een dubbelrol want enerzijds is zij beeldbepalend in het historische stadscentrum van Tiel en anderzijds is zij duidelijk zichtbaar onlosmakelijk “verslingerd” aan het Ambtmanshuis. Daarnaast is de Ambtmanstuin een illustratief voorbeeld van een goed geconserveerde private stadstuin, volledig in harmonie en overeenstemming met de welvaart, wooncultuur en de status die van een vooraanstaande tot de elite behorende familie verwacht mochten worden.

Alwin Hees